VAKnieuws 2021

sorteer op datum sorteer op nummer  
 
21023

Partneralimentatie en Chinees recht

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-01-2021 ECLI:NL:GHARL:2021:319
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Alimentatie
3 Alimentatieverordening
Rechtsvraag

Kan de vrouw naar Chinees recht in haar eigen onderhoud voorzien?

Overweging

In hoger beroep is niet in geschil dat op het verzoek van de vrouw het Chinese recht van toepassing is. Daarom zal het hof bij de beoordeling van het verzoek daarvan uitgaan.

Volgens de vrouw heeft de rechtbank ten onrechte haar verzoek om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud afgewezen. Volgens artikel 42 van de huwelijkswet van de Volksrepubliek China zal, indien een partij bij de scheiding moeilijkheden heeft om zichzelf te onderhouden, de andere partij passende hulp verlenen vanuit zijn of haar persoonlijke eigendommen. Het Volkshooggerechtshof van China heeft voornoemd artikel 42 aangevuld in die zin dat als de behoeftige partij nog jong is en kan werken voor de kost, maar tijdelijke ontberingen ervaart, de andere partij hem of haar gedurende een kortere termijn of eenmalige financiële steun kan verlenen. Deze financiële steun kan alleen aangevraagd worden bij de scheiding. Het Volkshooggerechtshof heeft verder toegelicht dat het ervaren van moeilijkheden in het leven inhoudt dat deze partij geen basisleven kan leiden met zijn of haar persoonlijke bezittingen of met het deel van het eigendom dat hij of zij bij de verdeling van de gemeenschappelijke boedel krijgt.

(...)

Het hof overweegt als volgt. Door beide partijen is op de mondelinge behandeling bevestigd dat de echtscheiding nog niet is ingeschreven in China. Daargelaten het antwoord op de vraag of de vrouw naar Chinees recht wel een alimentatiebijdrage van de man kan vragen, omdat partijen volgens Chinees recht nog gehuwd zijn, is het hof van oordeel dat de vrouw haar verzoek niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd. Van een door aanbod en aanvaarding tot stand gekomen alimentatieovereenkomst, zoals de vrouw stelt, is het hof niet gebleken. De vrouw heeft dit gesteld, maar de man heeft dit betwist. De vrouw heeft haar stelling verder niet onderbouwd en evenmin heeft zij bewijs hiervan aangeboden. Daarom gaat het hof aan deze stelling voorbij. 

Verder heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat zij niet in staat is ervoor te zorgen dat zij een basisleven in China heeft. Uit de stukken blijkt dat de vrouw een universitaire opleiding heeft genoten op het gebied van marketing en voordat zij naar Nederland vertrok in China volledig zelfredzaam was. De vrouw heeft anderhalf jaar in Nederland gewoond om bij de man te kunnen zijn, maar zij woont sinds eind 2019 weer in China. Dat de medische toestand van de vrouw het voor haar onmogelijk maakt om een inkomen in China te verdienen blijkt niet uit de stukken. Uit de stukken blijkt dat de vrouw een depressie-aanval heeft gehad in april 2020 en dat zij hiervoor medicijnen heeft gekregen. Ook is zij in Nederland in elk geval twee keer bij een huisarts geweest met klachten. Niet gebleken is echter dat de vrouw ten gevolge van deze klachten niet zou kunnen werken. Ook ontbreekt recente informatie over de medische toestand van de vrouw. De vrouw is jong, 27 jaar, en heeft zich in China altijd zelf kunnen redden. Bij die stand van zaken moet het er voor worden gehouden dat de vrouw in staat is geheel in haar eigen levensonderhoud te voorzien en van een situatie als bedoeld in artikel 42 van de huwelijkswet van de Volksrepubliek China geen sprake is. 


 
21008

Nigeriaanse rechterlijke beslissing over ouderlijk gezag wordt niet erkend

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-01-2021 ECLI:NL:GHARL:2021:164
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Procesrecht
Gezag en omgang
1:245 e.v. BW, 431 lid 2 Rv
Rechtsvraag

Dient de uit Nigeria afkomstige rechterlijke beslissing over ouderlijk gezag in Nederland te worden erkend?

Overweging

De vraag of een uit Nigeria afkomstige rechterlijke beslissing over het ouderlijk gezag in Nederland kan worden erkend, is niet onderworpen aan enige supranationale regeling. Het commune Nederlandse internationaal privaatrecht moet daarom antwoord geven op deze vraag. De norm daarvoor is af te leiden uit artikel 431 lid 2 Rv, zoals uitgelegd in het arrest van de Hoge Raad van 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838 ( Gazprombank ). 

Genoemd arrest van de Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel wordt erkend als voldaan is aan een viertal voorwaarden:

1.    de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is;

2.    de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging;

3.    de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde;

4.    de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.

De rechtbank is in de bestreden beslissing tot de slotsom gekomen dat de Nigeriaanse beslissing niet kan worden erkend, omdat de rechtbank de echtheid en de juistheid van de inhoud van de Nigeriaanse beslissing niet voor waar kan aannemen. Dat oordeel wordt door de moeder in haar grieven uitvoerig bestreden. Wat er echter zij van de gronden van de rechtbank om de Nigeriaanse beslissing niet te erkennen, ook het hof is van oordeel dat de Nigeriaanse beslissing in Nederland niet kan worden erkend. Zoals hiervoor vermeld, is er een beslissing van de Nederlandse rechter ten aanzien van het gezag over [de minderjarige] . Bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 25 maart 2016 is immers het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd en is de vader alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] belast. Deze beslissing is bovendien bekrachtigd bij beschikking van 9 augustus 2016 van dit hof. Uit de Nigeriaanse beslissing blijkt niet dat de Nigeriaanse rechter het oordeel van de Nederlandse rechter heeft meegewogen. Daarmee staat voor het hof vast dat erkenning van de Nigeriaanse beslissing waarin het ouderlijk gezag over [de minderjarige] alleen aan de moeder wordt toegekend onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter. Aan de hierboven vermelde vierde voorwaarde is aldus niet voldaan, zodat de Nigeriaanse beslissing alleen hierom al niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komt.


 

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.